Kennis - Geloof


Hoe meer kennis, hoe minder geloof (Schopenhauer).

Hoe de natuurgodsdiensten in de prehistorie ontstonden, daar kan ik me nog wel iets bij voorstellen. De natuurlijke omstandigheden waren van levensbelang voor de mensen in die tijd. Als de natuur onvoldoende in de eerste levensbehoeften voorzag, moesten de radeloze mensen proberen de verantwoordelijke goden op enige wijze op andere gedachten te brengen.
Uit pure wanhoop gingen mensen de natuurgoden om gunsten vragen. Als de weergoden niet positief reageerden, was de oogst onvoldoende om de winter door te komen. In het uiterste geval konden ze dan hun kinderen aan de Goden offeren, om hun eigen overlevingskans te vergroten.

Het succes van de introductie van het Christendom is waarschijnlijk vooral te danken aan de onzekerheid van de mensen over de natuurgoden. Daarbij werd het Christendom met een grote mate van zekerheid verkondigd, hetgeen wel prettig is voor de mens.

Waar je je nog steeds over kunt verbazen, is hoe het Christendom en de Islam daarna zo uit de hand zijn gelopen. Monotheïsme was buitengewoon repressief. Als je in de middeleeuwen openlijk je twijfel uitsprak over het geloof, kwam je snel op de brandstapel terecht. De reden hiervoor was dat ook de minste twijfel een grote bedreiging vormde voor de kerk en de machthebbers. De koning ontleende zijn gezag direct aan God. Zonder het geloof zou het fundament onder de samenleving wegvallen.

Toch was er bij de kerkvaders wel twijfel. Dat is te zien aan enkele maatregelen:

  1. De Bijbel is in het latijn. Het vertalen werd als ketterij gezien. Als de bijbel in de landstaal was, zou door verschillende interpretaties van pietluttige details conflicten binnen de kerk kunnen optreden.
  2. Het beoefenen van wetenschap was ten strengste verboden, met uitzondering van gesloten en gecontroleerde locaties in kloosters.

Een opmerkelijke religie is het Boeddhisme. Je mag het geen godsdienst noemen omdat het bij het Boeddhisme niet om Goden gaat maar om een levenswijze. Ook al kennen ze geen Goden, ze hebben wel tempels, monniken en gigantische Boeddhabeelden.
Klaarblijkelijk heeft de mens toch van nature de behoefte om iets te aanbidden om zo een goed gevoel te krijgen.

De joden mochten van Mozes geen gouden kalveren, of andere afbeeldingen aanbidden. Dit verbod werd door het Christendom en de Islam overgenomen. Het Christendom heeft dit verbod echter ergens in de vierde eeuw losgelaten. Toen kwamen er Mariabeelden en beelden van een heleboel heiligen om te aanbidden, omdat de mensen het niet konden laten.
Zoals pubers een levensgrote poster van Taylor Swift boven hun bed hangen, zijn er anderen die een twintig meter hoog Boeddha beeld uit de rotsen houwen. Al vind ik dit laatste wat moeilijk te rijmen met de leefregels van Boeddha.
De mens blijft toch een eigenaardig wezen.

Volgens Aristoteles is twijfel het begin van wijsheid.
Heb ik zelf ooit getwijfeld. Zeker. Toen ik zeven jaar was wist ik het zeker. Dat er een God zou bestaan op een wolk, die een aantal miljarden mensen permanent in de gaten hield. Dat was onzin. Ik had toen al een zeker gevoel voor getallen.

Je kunt natuurlijk argumenteren dat God alles is, of dat God het heelal is. Door een nog onbekend natuurkundig proces is het heelal ooit gevormd en daaruit is de aarde en zijn wij voortgekomen. We bestaan immers uit sterrenstof. Prima! Maar wat heeft het dan voor zin om vijf keer per dag je voeten te wassen en tot Allah te bidden, of om ieder zondag naar de kerk te gaan?

<==== TERUG